top of page

Interview ter gelegenheid van 25 jaar PPCH

 

Voor het lustrumboek van het 25-jarig bestaan van het PPCH heeft Merijn de Boer een interview gehouden met Wanda. 

Er wordt gesproken over verschillende perioden uit de historie van het PPCH  aangevuld met foto’s uit deze tijden. Zo zijn bijeenkomsten gefotografeerd in o.a. Suriname (Paramaribo), Noord India (Ladakh), Rusland (Moskou), België en Frankrijk.

Lees hier interview hieronder. Dit interview is ook hier in PDF formaat te downloaden.

 

Met dank aan de scharrelslager
Interview met Wanda Dondorp door Merijn de Boer


De boekenkast langs een van de muren van het kantoor van het PPCH staat vol met witte multomappen. Het raam geeft zicht op de oude berk en de Japanse kers met rode bladeren, die in het voorjaar vol zit met roze bloesem. We zitten hier voor het interview. Eerder verplaatste dit kantoor zich van het kleine kamertje beneden, nu en toen ook al de therapiekamer, naar dit rustige vertrek aan de achterkant van het huis.

 

Wat zit er in al die multomappen?
Daar zit de hele geschiedenis van het PPCH in: dossiers van cliënten, docentenverslagen van lesdagen, adressenbestanden, deelnemerslijsten, lesmateriaal, syllabi, financiële verslagen, evaluaties, examens en scripties die door de jaren heen geschreven zijn. Deze kast bevat alles wat met het PPCH te maken heeft.

 

Want vroeger heette het nog PCH toch, Pedagogisch Centrum Heemstede, zonder de eerste P die staat voor Psychologisch. Is dit de naam die je vanaf het allereerste begin voor ogen stond?
Ja, het lag voor de hand dat ik als Pedagoog het zo zou noemen. Ik begon in 1986 met één mevrouw met wie ik gesprekken voerde naar aanleiding van tekeningen die ze maakte over haar problematiek. Ik kan daar inhoudelijk niets over zeggen maar wat het me leerde was, dat een cliënt het ene kan vertellen en het andere tekenen. Ze sprak in eerste instantie niet over wat haar dwars zat, het bleek uit haar tekeningen.

 

En in diezelfde periode gaf je cursussen.
Ja, ik gaf cursussen Psycho-educatie, hier beneden in de huiskamer, en ook wel in Centrum 111 aan de Herenweg en in het huidige Casca, het Oude Posthuis, allebei in Heemstede. De cursussen gingen over de psychologische duiding van alledaagse problematiek, steeds weer met een ander thema. Per les waren er tussen de tien en de zestien deelnemers.

 

Kwam die eerste cliënt via die cursussen bij jou terecht?
Nee, dat is heel grappig gegaan, via een omweg eigenlijk. Ik was met allerlei dingen tegelijk bezig in die tijd. In het Haarlems Dagblad liet ik een advertentie zetten:

 

 

 

Als onderwijskundig pedagoog en lerares tekenen wilde ik beide richtingen combineren. Ik wist alleen nog niet hoe. Op de advertentie kwamen aanvankelijk nul reacties. Na een paar dagen belde ineens deze mevrouw die wel wilde tekenen maar eigenlijk vooral over haar problematiek praten. Zo is het PCH begonnen.

 

Wanneer is die tweede P erbij gekomen?
In 1999. Toen werd ik geregistreerd als GZ-psycholoog (BIG, NIP).
 
Wat deed je voordat deze mevrouw als eerste kwam?
Toen werkte ik voor het crisiscentrum in Haarlem, aan de Schotersingel. Mensen konden er dag en nacht binnenlopen als ze problemen hadden. Mensen die op de rand van een psychose balanceerden, drugsverslaafden, vrouwen die thuis mishandeld werden en ga zo maar door. Ik herinner me dat er een keer travestieten binnenkwamen, mannen als vrouwen verkleed, die me met hun harige benen onder hun rokken vertelden dat ze het toch eigenlijk wel eng vonden, dit nieuwe leven als vrouw. Travestie was in die tijd nog niet gangbaar. Ik kende het fenomeen wel maar ik had er nog nooit mee te maken gehad. Een beetje geshockeerd was ik eerlijk gezegd wel. En ik wist toen nog niet goed hoe ik ze kon helpen.

 

Tegelijkertijd werkte je als lerares tekenen.
Dat was op een basisschool in Amsterdam-Oost, in de Czaar Peterbuurt. Ik ging er met de trein heen en reed vervolgens op een fiets van het Centraal Station naar de school. Mijn klas bestond uit voornamelijk Marokkaanse kinderen. Verder kinderen uit Turkije, de Antillen, China…Er zat maar één Nederlands jongetje in de klas, het zoontje van de kruidenier. Een beetje een dik en vlerkerig ventje, dat de rest terroriseerde. Hij had macht, niet zozeer omdat hij het enige Nederlandse kind was, maar omdat ouders van de andere kinderen uit de klas op de pof de boodschappen bij zijn vader haalden.
In de tekeningen over hun thuissituatie werd mij duidelijk hoezeer de emotionele situatie van deze kinderen zich in de tekeningen manifesteerde. Dit besef was de drijfveer om de achterliggende problematiek van de kinderen te combineren met de pedagogiek.
De leerlingen spraken heel slecht of helemaal geen Nederlands. Ik kon ze niet verstaan maar ze konden elkáár ook niet verstaan. Het was een lastige situatie en het was in feite niet mogelijk om aan deze twintig kinderen tegelijk les te geven.

 

Hoe deed je dat dan?
Ik tekende op grote vellen alles wat we gebruikten en voor de les nodig hadden: een stoel, tafel, papier, een schaar, een potlood, puntenslijper, gum, en hing deze op. Ik wees bijvoorbeeld een stoel aan en vroeg aan een Turks jongetje wat de Turkse naam ervoor was. Vervolgens zette ik de Nederlandse woorden eronder. Zo communiceerde ik met ze.
Behalve tekenen gaf ik ook handenarbeid. Elke maand bouwden we met de hele klas, van allerlei materiaal een stad. Zo maakten we eerst een Marokkaanse stad. De bedoeling was daarna een Turkse stad te maken…Elke stad zou uiteindelijk in de grote hal van de school gezet worden; van alle steden uit alle landen waar mijn leerlingen vandaan kwam. Het was een groot succes; de kinderen voelden zich gewaardeerd om waar ze vandaan kwamen. Maar het schoolbestuur kon het niet waarderen. Het was niet integratiebevorderend. Ik vond dat erg. Niet zo lang daarna fuseerde de school en kon ik me meer richten op de cursussen en later de individuele therapiegesprekken.

 

Hoe kwam je aan cliënten?
Voor sommige mensen die een cursus volgden, bleek de thematiek dusdanig dat een groep niet geschikt was en alleen psycho-educatie niet genoeg en zo kwamen sommigen voor individuele gesprekken en therapie. En diezelfde mensen van de cursussen raakten ook geïnteresseerd in de andere activiteiten van het PCH. Zo organiseerde ik in 1990 voor het eerst een workshop ‘Teken en ontdek jezelf’, een zevendaagse vakantiecursus op het landgoed La Maza in de Ardèche. We waren te gast bij Sjaak en Pieter. ’s Morgens was er de workshop met een psychologisch onderwerp, en maakten de theorie met oefeningen praktisch. We mediteerden, genoten van de heerlijke maaltijden die onze gastheren maakten, wandelden en schilderden. In La Maza ontstonden allerlei interessante vriendschappen en contacten. We zijn daar vier jaar achter elkaar heen geweest. Uitgaande van het programma werden er elk jaar andere docenten uitgenodigd.

 

 

Foto: Workshop Landgoed La Maza in de Ardèche

Welke buitenlandse workshops heb je verder nog georganiseerd?
Van 1993 tot 1996 gingen we ieder voorjaar naar La Gomera, een van de Canarische eilanden. Mensen vonden de afgelegenheid prettig: we vlogen naar Tenerife, moesten daar overstappen op een boot naar San Sebastian, de hoofdstad van La Gomera, en voeren vandaar in een klein bootje naar El Cabrito, een oude bananenplantage. De verschillende leeftijden onder de deelnemers was leuk: de jongste was een meisje van twintig, de oudste een man van zeventig. De sfeer was goed. ’s Avonds deden we nog een oefening en zaten we met zijn allen onder de palmbomen met uitzicht op zee; daar werden heel bijzondere gesprekken gevoerd.
Maar na vier keer wilde ik wel ergens anders heen. Ik niet alleen trouwens, ook de deelnemers. Een jaar eerder had ik een reis gemaakt door India en Nepal. Ik kwam iemand tegen die vertelde over Ladakh: een bergplateau in de schaduw van de Himalaya, geheel anders van sfeer dan de rest van India. Daar wilde ik naartoe. En daar zijn we vier jaar achter elkaar met een groep naartoe gevlogen; we overnachtten bij een Ladakhi familie: Nurbo en Dolma, in hun Lung Snon Guest House. Warm water was er alleen op verzoek. ’s Morgens was er een workshop over boeddhisme en de westerse psychologie. ’s Middags gingen we met oude jeeps de bergen in op excursie naar de gompa’s; kloosters met kleine huisjes eromheen, gebedsvlaggen en -molens. Er waren schitterende fresco’s en er hingen eeuwenoude thangka’s (boeddhistische baniers).

 

Foto's: Workshop La Gomera

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Foto's: Workshop Noord India, Ladakh

 

Hoe kwam je op het idee om een buitenlandse workshop te geven?
Ik werd uitgenodigd om een workshop te geven in Zwitserland, door de managementschool New Perspective uit Amsterdam. Dat was in 1990. Naar aanleiding van psychologische thema’s maakten de mensen tekeningen die ik vervolgens met de mensen besprak. Het werken met een groep docenten, maakte het met de voor - en nabesprekingen bijzonder interessant. Het idee voor de workshop in het buitenland is daar ontstaan.
Het jaar daarop was er een soortgelijke conferentie in Bechyne in Tsjechoslowakije. Net als in Zwitserland was er een grote groep mensen van verschillende nationaliteiten. Het stimuleerde me om met deze mensen met de tekenanalyse te werken en deze verder te ontwikkelen. Ondertussen maakte ik in Nederland nieuwe en vervolgcursussen, met als gevolg dat mensen jaren achter elkaar verbonden bleven aan het PPCH. De tekenanalyse is met de jaren steeds verder ontwikkeld, kreeg steeds meer verdieping en werd steeds beter onderbouwd.

 

Foto's: Internationale workshop Zwitserland   Internationale workshop Tsjechoslowakije                    Workshop Afrika, Zimbabwe

Is het in het verleden wel eens moeilijk geweest om het financieel te redden met het PPCH?
Het centrum stoelde en stoelt op drie poten: de individuele behandeling in mijn praktijk, de cursussen en workshops en sinds 1993 de opleiding. Het is altijd goed gegaan, in die zin dat het centrum altijd kon blijven draaien. Vanwege mijn belangstelling voor de tekenanalyse heb ik er altijd mee verder willen gaan. Ik merkte het grote effect dat de benadering op mensen heeft. Dat effect is me altijd blijven inspireren.

 

Een cursus waarin dat heel zichtbaar was, was: ‘Het verwonde kind in volwassenen’. Deze cursus trok onder andere ook mensen aan met traumatische ervaringen, een keer was dat in het bijzonder het geval met een cursus tweede generatieslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog: kinderen van NSB-ouders zaten in dezelfde groep als joodse mensen. Mensen van wie de ouders vermoord waren, zaten naast kinderen van verzetsmensen, of van wie de ouders getraumatiseerd waren door de kampen in Nederlands Indië. Vaak waren zij onbewust bezig met de oorlog van hun ouders en daardoor gevangen in het verleden en bezig om de oorlog van hun ouders uit te ageren. Ze realiseerden zich, dat de geschiedenis van hun ouders ook weer hun kinderen beïnvloedde.
De deelnemers vonden elkaar en het werd een hechte groep. Ik heb dit als heel bijzonder en leerzaam ervaren. Bijvoorbeeld de vrouw die als ‘antenne kind’ met haar ouders in een huis woonde met onderduikers. Ze mocht als klein kind niets weten, terwijl er zoveel gebeurde. Wat ze hoorde, dat zag ze niet en wat ze zag dat heeft ze niet gezien. Of de vader die als verzetsman van de ene naar de andere oorlog in Nederlands -Indië ging. Een kind beseft niet dat zijn vader of moeder door de oorlog getraumatiseerd is. Er werd soms nauwelijks over de oorlog gepraat en als je als kind iets had dan was dat nooit zo erg als zij in de oorlog hadden meegemaakt. Soms speelde er schaamte over het overgedragen probleem en tegelijkertijd was er de loyaliteit aan de ouders.
De stof vormde mede de leerstof van de academie. In die periode heb ik veel geleerd van mijn leertherapeut en supervisor, Ina Weldink. Als ervaren psychoanalytica benaderde ze met veel kennis van zaken, humor en relativeringsvermogen de casussen die ik inbracht.

 

Want in 1993 begon je met de opleiding Analytische Tekentherapie.
Ja. Daar was een overweldigende belangstelling voor. Ik had er een advertentie voor gezet, weer in het Haarlems Dagblad. Maar op de redactie hadden ze mijn telefoonnummer verwisseld met dat van de scharrelslager op de Binnenweg. Die man werd gek van de telefoontjes maar heeft al die mensen netjes het goede nummer gegeven. Ik ben later met een bos bloemen bij hem langsgegaan. Dat eerste opleidingsjaar bestond uiteindelijk uit negentien studenten.
Ik begon de opleiding op aandringen van collega’s, psychologen die bij mij een cursus hadden gevolgd. De leerstof bestond uit het maken van tekenopdrachten, het inzicht krijgen in de betekenis van tekeningen en het op een goede manier aangaan van de dialoog met de cliënt.

 

Waar gaf je de opleiding?
In het begin in de kloosterboerderij Zeeveld in Castricum. Tijdens de lunch mochten we van de abt niet praten. Die lessen waren heel inspannend en tijdens het eten hadden we behoefte aan ontspanning, wat luchtig kletsen. Maar dat mocht niet; het zorgde dat we met de slappe lach aan tafel zaten. Het was een mooie locatie maar vanwege dit soort strenge regels zijn we toch maar verhuisd, naar de Tiltenberg in De Zilk. Daar zijn we tot 2000 gebleven. Toen verplaatsten we ons naar de Vrije Gemeente in Amsterdam, bij het Museumplein waar we nu nog met veel plezier zitten.

Foto's: Modules Tekenanalyse op De Tiltenberg in de Zilk

 

Ondertussen zette je de opleiding in België op.
Het concept van de opleiding was in 2000 grotendeels uitgekristalliseerd. Het was toen inmiddels een vierjarige deeltijdopleiding op post- HBO en universitair niveau. We kwamen op het idee om het concept naar Vlaanderen te verplaatsen. Twee dagen per maand gaf ik les in Lo - Reninge, een plaatsje helemaal in de hoek van West-Vlaanderen, vlak bij de Franse grens. Ruud van Otterloo was tijdens deze reizen mijn trouwe reisgezel. De locatie was een vijftiende-eeuws klooster van de Grauwzusters van Lo. Zuster Paula zwaaide er de scepter. De ene dag doceerde ik aan de studenten van het eerste jaar en Ko Vos aan de 2e jaars, de volgende dag draaiden we dat om. De lunches vonden plaats in het stadhuis van Lo. Ze waren zo weldadig dat we ’s middags een stuk minder presteerden dan in de ochtend. Dat had overigens ook te maken met het Belgische bier dat geschonken werd. Toen de eerste groep afstudeerde, stond er in de plaatselijke krant een groot stuk over de opleiding: ‘Primeur voor Vlaanderen’. Maar op de lange termijn bleek deze opleiding in België niet levensvatbaar. We vonden onze deelnemers via een nabijgelegen cultureel centrum. Toen dat werd gesloten, lukte het niet om nieuwe studenten te vinden. Pogingen om het elders in Vlaanderen op te zetten, mislukten.

 

 

 

 

 

 

 

 

Foto's: Modules in België, West-Vlaanderen

 

Later ben je ook naar Suriname gegaan toch?
Dat was in 2008. Ik kreeg een uitnodiging van Kersten Health Care om een symposium te geven. De titel van het symposium was: ‘De betekenis van onbewuste beeldtaal’. Het was bedoeld voor Surinaamse psychiaters, orthopedagogen en psychologen die nog niet goed op de hoogte waren van de mogelijkheden van de analytische teken therapie. In de krant De West verscheen een groot stuk erover, en zelfs op televisie werd er aandacht aan besteed.

Foto's: Symposium in Paramaribo, Suriname

Foto's: Tiendaagse workshop in Moskou, Rusland

 

 

Kun je iets vertellen over de familiesystemen die je bent gaan organiseren.
Ik kwam ermee in aanraking via het boek De verborgen dynamiek van familiebanden van Bert Hellinger. Als priester ontwikkelde hij in zijn werk als familietherapeut een eigen therapeutische benadering waarmee verborgen familiebanden bloot kwamen te liggen. Ik was het echter niet met ieder aspect van deze benadering eens. Hellingers aandacht is zeer op het systeem gericht, te weinig naar mijn idee op het individu.
Deze workshops vind ik nog steeds (ik geef ze nu al tien jaar) een waardevolle aanvulling op de individuele therapiegesprekken. In een twee gesprek tussen cliënt en therapeut, zijn mensen voornamelijk en dat moet ook op zichzelf gericht. Maar tijdens de familieopstelling komt dan ook het verdriet van bijvoorbeeld de broers of zussen aan het licht. Dat levert belangrijke inzichten op.

 

Ten slotte, wat zijn je toekomstplannen met het PPCH?
Belangrijkste is en blijft de kwaliteit van deze benadering; het geven van therapie met de analyse van tekeningen en het onderwijs aan studenten. Dat heeft voortdurend mijn aandacht om de kwaliteit te blijven verbeteren. Daarnaast werk ik aan een steeds verdergaande theoretische onderbouwing van deze aanpak. Ik wil ook methodologisch onderzoek doen en dit aan het lesmateriaal van de academie toevoegen.
Waar ik heel blij mee ben is de oprichting, in maart 2010, van de beroepsvereniging, de BATT. Het doel van de vereniging is het behartigen van de belangen van de leden, het bevorderen van een aanbod van kwalitatief hoogwaardige analytische teken therapie en het bevorderen van de vakbekwame beroeps uitoefening. De BATT en het PPCH willen de tekenanalyse een plaats geven binnen de reguliere gezondheidszorg.
Vanaf het begin is het voor mij bijzonder boeiend en uitdagend geweest om samen met inspirerende docenten, afgestudeerden en studenten me, met de analyse van tekeningen bezig te houden. En dat is het tot op de dag van vandaag.


2013
 

Vier het voorjaar.jpg
1.jpg
2.jpg
3.jpg
3A.jpg
4.jpg
4 (2).jpg
6.jpg
5.jpg
7.jpg
7 v2.jpg
9 Belgie v2.jpg
8 Belgie.jpg
9 Belgie.jpg
10 Belgie.jpg
10 Belgie v2.jpg
12.jpg
11.jpg
20.jpg
24.jpg
23.jpg
26.jpg
28.jpg
22.jpg
27.jpg
29.jpg
25.jpg
30.jpg
21.jpg
bottom of page